Besluit: De eenvormige Europese rechtspraktijk
Hoofdstuk 6. Tot besluit
Leiden Europese harmoniserende maatregelen tot denationalisering van het Nederlandse recht en aldus tot het evolueren van een eenvormige Europese rechtspraktijk?
Inmiddels ben ik toegekomen aan het besluit van dit onderzoek. Centraal stond de Europeanisering van het Nederlandse verbintenissenrecht en de rol die daarbij toekomt aan padafhankelijkheid. Hoofdvraag was of Europese harmoniserende maatregelen inderdaad leiden tot denationalisering van het Nederlandse recht en aldus tot het evolueren van een eenvormige Europese rechtspraktijk. Ik merkte daarbij op voorhand op dat padafhankelijkheid mogelijk een belangrijke belemmering vormt voor het streven naar verdergaande Europese integratie en dat -meer algemeen- de maakbaarheid van het recht in het licht van padafhankelijkheid enige nuancering behoeft. Padafhankelijkheid is een begrip dat in verband kan worden gebracht met de evolutionaire benadering van het recht, waarin recht wordt opgevat als een organisch gegroeid geheel. Mijns inziens leidt deze evolutionaire benadering weliswaar tot interessante inzichten omtrent rechtsontwikkeling, maar is deze onvoldoende toegespitst op de complexe maatschappelijke werkelijkheid waarvan het recht deel uitmaakt. Padafhankelijkheid heeft wat dat betreft betere kaarten en kan aldus een scherper inzicht verschaffen omtrent het functioneren van rechtsstelsel en mogelijk eveneens wat insight information over hoe het best op deze ontwikkelingen te anticiperen.
In het bovenstaande heb ik trachten duidelijk te maken dat rechtsstelsels bijzonder complexe systemen zijn, waarin verschillende krachten op verschillende niveaus aan het werk zijn en waarbij een buitengewoon sterke onderlinge afhankelijkheid optreedt. Hoe complexer het systeem, hoe meer rigide het zich gedraagt. Dit vormt een goede voedingsbodem voor padafhankelijke processen. Hoe padafhankelijkheid een rol kan spelen binnen een rechtsstelsel, heb ik uitgelegd aan de hand van Pierson. Ik heb daarbij vastgesteld dat belang toekomt aan padafhankelijkheid in enge zin, dat wil zeggen: rendementsverhogende padafhankelijkheid. Vervolgens heb ik het begrip Europeanisering van een nadere afbakening voorzien. Europeanisering behelst mijns inziens een multi-level ontwikkeling, die aangestuurd wordt door de Europese integratie en onder meer tot uiting komt in een proces van (verbintenisrechtelijke) transformatie op nationaal niveau. Europeanisering dient daarnaast begrepen te worden als een proces dat harmonisatie en uniformiteit beoogt, maar daar niet noodzakelijkerwijs toe leidt.
Richtlijnen als harmoniserend beleid
Rendementsverhogende padafhankelijkheid lijkt dan een rol te spelen bij zowel de totstandkoming van harmoniserend beleid (richtlijnen in het bijzonder) op unitair niveau als bij de implementatie van beleid op nationaal niveau. Van belang hierbij is dat het in wezen gaat om een historische oriëntatie: wetgevingsprocessen worden gestructureerd door historisch overgeleverde regels, beleidstradities, politieke stijlen, organisatievormen en normen en waarden. De rol die toekomt aan padafhankelijkheidbinnen het proces van wetgeving is een tweeledige: enerzijds beperkt zij bepaalde gedragingen en handelingen, zodat bepaalde mogelijkheden worden uitgesloten. Anderzijds verschaft zij handelingscapaciteiten waarmee actoren in staat worden gesteld om tot op zekere hoogte richting te geven aan beleid. [1] Het proces van Europeanisering moet in het licht van haar historie -dat in hoofdstuk 3 aan de orde kwam- worden begrepen. Men kan niet anders dan concluderen dat er van een volledig nieuwe ontwikkeling geen sprake is: het gaat in de kern om een re- of her-Europeanisering, althans, een streven naar rechtseenheid zoals die ooit binnen het Europese continent bestond.
Opkomst van de post-Revolutionaire natiestaat
Het is evenwel niet eenvoudig om opnieuw tot een ondeelbare Europese rechtsorde te komen: de relatieve eenheid waarvan eens binnen het Europese continent sprake was, is met de opkomst van de post-Revolutionaire natiestaat en de nationale codificatieprocessen verdwenen. Men zou kunnen zeggen dat het recht gedurende zo’n tweehonderd jaar aan een inwaartse beweging onderhevig is geweest: het recht hield op bij de landsgrenzen en rechtsontwikkeling vond dientengevolge binnen de eigen nationale kaders plaats. Het ontstaan van het Burgerlijk Wetboek functioneerde in dat opzicht als symbool voor nationale trots, soevereiniteit en autonomie.
Er waren twee crises van formaat nodig om te breken met deze nationale oriëntatie: na de Tweede Wereldoorlog vond een belangrijke koerswijziging plaats en trachtte men terug te keren naar het aloude ideaal van Europese eenheid. Hoewel het aanvankelijk ging om een economische samenwerking tussen een beperkt aantal lidstaten, ondernam men spoedig de eerste pogingen om te komen tot een geharmoniseerd beleid op deelgebieden, waarvan de Europese inmenging met verbintenisrechtelijke aangelegenheden het meest in het oog springt.
Rendementsverhogende padafhankelijke tendensen
In hoofdstuk vier heb ik mijn pijlen gericht op enerzijds de totstandkoming van sectorspecifiek geharmoniseerd beleid op unitair niveau, waar men rendementsverhogende padafhankelijke tendensen als volgt in kan bespeuren. Op de eerste plaats is er buitengemeen veel geïnvesteerd in de totstandkoming van geharmoniseerd beleid. Het rendement van dit beleid is -in ieder geval vanuit unitair perspectief- gegroeid met de totstandkoming van méér geharmoniseerde regelgeving. De koppeling tussen consumentenbescherming en interne markt als formule voor het tot stand brengen van geharmoniseerd beleid is tamelijk succesvol gebleken. Ondanks het ontbreken van specifieke wetgevende bevoegdheden is er een grote hoeveelheid aan richtlijnen tot stand gekomen. Men kan hier leereffecten in herkennen als gevolg waarvan de interne markt-formule locked-in is geraakt, hoewel men vraagtekens kan zetten bij de juistheid en legitimiteit van de gebruikte argumenten. Voor een overstap naar een efficiëntere beleidsmethode bestaat vooralsnog onvoldoende prikkel, nu harmoniserende maatregelen -met een basis in de vervolmaking van de interne markt- vanuit unitair perspectief voldoende handelingscapaciteit verschaffen en overigens slechts zelden worden gesanctioneerd. Herhaald zij dat padafhankelijkheid voorkomt dat een andere, efficiëntere beleidsmethode gehanteerd wordt en dat dit nauw samenhangt met de reeds gedane investeringen.
Implementatie van unitair beleid op nationaal niveau
Anderzijds heb ik geconstateerd dat padafhankelijkheid een belangrijke rol speelt bij de implementatie van unitair beleid op nationaal niveau. Om te beginnen ziet men het negentiende-eeuwse ideaal van de nationale eenheidsstaat met haar nationaal georiënteerde en systematische wetboek terug in de wens om het Europees beleid zoveel mogelijk in te passen in de bestaande structuren van het BW. Het Europees recht wordt bijgevolg zoveel mogelijk ‘verbinnenlandst’, zelfs indien het gaat om volledig geharmoniseerd beleid. Voorts speelt een rol dat er veel geïnvesteerd is in de vorm van ons huidige BW. De opkomst van sectorspecifiek Europees verbintenissenrecht, dat dikwijls complex van aard is en niet goed past bij ons systematische wetboek, wordt om die reden regelmatig gezien als ‘vervuiling.’ Europese regels worden derhalve ontleed en verdeeld over de gelaagde structuur van het Burgerlijk Wetboek, zodat de bestaande systematiek zoveel mogelijk intact blijft. Gezien de omstandigheid dat het verbintenissenrecht sinds de negentiende eeuw als vehikel heeft gefungeerd voor nationale identiteit en autonomie (geen recht buiten het door de nationale staat geschapene), verwondert dit niet. Men houdt vast aan de bestaande structuur en zoekt actief naar manieren om die structuur in stand te houden. De actoren die belast zijn met implementatie gaan eenzijdig met (Europeesrechtelijke) informatie om: het wordt of volledig in lijn gebracht met het nationale wetboek of compleet genegeerd. Een en ander brengt met zich dat de Nederlandse implementatiepraktijk -vanaf unitair niveau beschouwd- nogal eens te nationaal gekleurd en te weinig precies is.
Rechtspleging: Generatie nul-probleem
Ook de rechtspleging blijft niet verschoond van padafhankelijkheid. Hoewel rechters in beginsel verplicht zijn om recht te spreken conform het beginsel van gemeenschapstrouw, spelen nationale interpretatiemethoden, nationale gebruiken en aanpalende regels een belangrijke rol. Daar komt nog bij dat met name de lagere rechters niet altijd goed op de hoogte zijn van kernbegrippen en -arresten van Europese origine, zodat een eventuele Europeesrechtelijke dimensie van een aan hen voorgelegd geschil ook niet kan worden herkend. Men kan dit omschrijven als het zogenaamde generatie nul-probleem. Van de directe werking van Uniebepalingen en het voorrangsbeginsel komt niet altijd iets terecht. Wordt de Europeesrechtelijke dimensie wel onderkend en rijzen er vragen omtrent uitleg en toepassing, dan wil dit nog niet zeggen dat een prejudiciële procedure zonder meer het gevolg is. In de regel legt de lagere rechter het Europese recht zelf maar uit, met behulp van de hem bekende (nationale) interpretatiemethoden en gezond (boeren)verstand.
Een en ander betekent dat een bepaalde mate van versnippering en divergerende bewegingen binnen de lidstaten van de Unie blijft bestaan, zelfs indien er sprake is van maximum harmonisatie. De invloed van twee eeuwen natiestaat en het pad dat daarmee werd ingeslagen, heeft een aanzienlijke invloed gehad op nationale rechtsontwikkeling. Daarnaast heeft het geleid tot een sterk nationaal bewustzijn, die verdergaande Europese integratie de facto belemmert. Maar ook het op unitair niveau gehanteerde beleid is lang niet altijd geschikt om eenheid van recht te bewerkstelligen.
Is Europese integratie op verbintenisrechtelijk gebied mislukt?
Moet op grond van het voorgaande de conclusie luiden dat de Europese integratie op verbintenisrechtelijk gebied is mislukt? Nee. Verre van. Wat men wel zou kunnen vaststellen, is dat Europeanisering niet per definitie leidt tot denationalisering van het recht en evenmin tot een waarlijk ondeelbare Europese rechtsorde. Daartoe zou verregaand unitair ingrijpen noodzakelijk zijn. Ik zeg met nadruk noodzakelijk. Of iets dergelijks wenselijk of überhaupt mogelijk is, zijn vragen van een andere orde. Ik meen overigens dat het antwoord op die beide vragen ‘neen’ moet luiden. Wel hebben de wetgevende activiteiten van de Unie bijgedragen aan het bewustzijn dat er binnen Europa sprake is van een gedeeld juridisch erfgoed en bovendien aan het ontstaan van een mooi stukje consumentenacquis dat -in ieder geval in formeel opzicht- geleid heeft tot de versterking van de positie van de consument. Daarnaast heeft Europeanisering onmiskenbaar convergerende tendensen binnen de Unie tot gevolg gehad. Echte grenzen bestaan immers niet meer. Ik kan me vrijwel overal in Europa vestigen, kan overal rekenen op een redelijk niveau van rechtsbescherming en betalen kan ik in het merendeel van de lidstaten gewoon met de -inmiddels vertrouwde- Euro. De eindgebruiker is er-in the end- dus wel degelijk beter van geworden.
Dat er een bepaalde mate van versnippering van recht bestaat en dat ons Nederlandse stukje verbintenissenrecht, hoewel hier en daar wat nader aangevuld met regels van Europese origine, voor de praktijk van alledag -vooralsnog- het belangrijkste blijft, is in mijn optiek geen werkelijk probleem. Het is mooi om na te denken over een Europese uniforme rechtsorde en het gedeelde Europese erfgoed der lidstaten te benadrukken. Maar er is in wezen niets mis met nationale verschillen. Sterker nog, differentiatie en divergentie zijn soms -ook in de ogen van de Europese wetgever- noodzakelijk en geboden. Europeanisering leidt namelijk niet zonder meer tot een eliminatie van culturele verschillen tussen de lidstaten onderling. Die zijn daarvoor te diep geworteld. Een ‘verbinnenlandsing’ van Europese wet- en regelgeving die voldoende ruimte biedt aan deze verschillen verdient daarom wellicht de voorkeur.
Rechtseenheid binnen Europa die ruimte laat voor nationale verschillen en divergentie
Daar komt bij dat padafhankelijkheid vooral te beschouwen is als een wetmatigheid die inherent is aan complexe, deels deterministische en chaotische systemen. Het is niet weg te denken en er is -welbeschouwd- geen oplossing voor. Een en ander betekent dat rechtsstelsels tot op zekere hoogte wel maakbaar zijn, maar wellicht wat minder beheersbaar dan in een ideale wereld het geval zou zijn. Immers, de aanwezigheid van een bepaalde begintoestand is één ding, maar welke gevolgen uit deze begintoestand voortvloeien, is in het kader van padafhankelijkheid bijzonder moeilijk te voorspellen of in de hand te houden. Wat wel mogelijk is, is het creëren van een stukje bewustzijn. Er mag wat mij betreft dan ook wat meer aandacht komen voor de krachten die schuilgaan achter complexe systemen als rechtsstelsels. Actoren belast met regelgeving en handhaving dienen zich derhalve bewust te zijn van de omstandigheid dat niet alles te regelen en te beheersen is en dat bepaalde acties of handelingen in het heden verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor een X moment in de toekomst. Dat wil zeggen: óók gevolgen die men niet beoogde en die wellicht niet wenselijk zijn.
Wat betekent een en ander nu voor de harmonisatiekoorts en het streven naar uniformiteit? Wellicht verdient het aanbeveling om de krampachtigheid dienaangaande wat los te laten. Binnen een redelijk goed functionerend rechtsstelsel behoeft niet alles hetzelfde te zijn. Harmonisatie en het streven naar uniformiteit mogen niet verworden tot een ‘money and time-consuming solution looking for a problem’. Een redelijke mate van rechtseenheid binnen Europa die ruimte laat voor nationale verschillen en divergentie doet recht aan zowel de autonomie van de aangesloten lidstaten als aan de coördinerende activiteiten van de Europese Unie en heeft bovendien vanuit historisch oogpunt de beste kaarten.
Lijst van aangehaalde literatuur
Boeken
Asser/Hartkamp 2011
Asser-Hartkamp 3-1*, Mr. C. Asser’s Handleiding tot de beoefening van het Nederlands burgerlijk recht; 3, Vermogensrecht algemeen; Deel 1, Europees en Nederlands vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2008; online geraadpleegde versie: Kluwer Navigator 2011
van den Bergh/Jansen 2011
G.C.J.J. van den Bergh en C.J.H. Jansen (bew.), Geleerd recht. Een geschiedenis van de Europese rechtswetenschap in vogelvlucht, Deventer: Kluwer 2011
Buskes 2009
Chris Buskes, Evolutionair denken. De invloed van Darwin op ons wereldbeeld, Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds, 2009
Chalmers e.a. 2010
Chalmers, Davies & Monti, European Union Law, Cambridge: Cambridge University Press 2010
David 2011
Paul A. David, ‘Path dependence: a foundational concept for historical social science’, in: Zumbansen & Calliess (red.), Law, Economics and Evolutionary Theory, Cheltenham: Edward Elgar Publishing 2011, p. 88-108
Eijsbouts e.a. 2006
Eijsbouts, Jans &Vogelaar, Europees Recht; Algemeen Deel, Groningen: Europa Law Publishing 2006
Galenkamp 2012
E. M. Galenkamp, ‘Over de logische kloof en de waardengeladenheid in het recht’, in: Teteris e.a. (red.), Gewogen oordelen. Essays over argumentatie en recht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2012, p. 339-342
van Harten 2011
H.J. van Harten, Autonomie van de nationale rechter in het Europees recht: een verkenning van de praktijk aan de hand van de Nederlandse Europeesrechtelijke rechtspraak over de vestigingsvrijheid en het vrijedienstenverkeer (diss. Amsterdam UvA), Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2011
Von Jhering 1866
R. von Jhering, Geist des Römischen Rechts auf den verschiedenen Stufen seiner Entwicklung, Leipzig: Breitkopf und Härtel 1866, origineel is beschikbaar online via https://archive.org/details/geistdesrmische06jhergoog
Kaczorowska 2013
Alina Kaczorowska-Ireland, European Union Law, London: Taylor & Francis Group 2013
Keirse 2010
A.L.M. Keirse, ‘Europeanisering van het verbintenissenrecht’, in: Europeanisering van vermogensrecht, (Preadviezen 2010 uitgebracht voor de Vereniging voor Burgerlijk Recht), Deventer: Kluwer 2010, p. 9-111
Miller 2011
Lucinda Miller, The Emergence of EU Contract Law: Exploring Europeanization, New York: Oxford University Press 2011, online gepubliceerd door Oxford University Press Online, 2012
Saint-Simon 1814
Claude Henry de Saint Simon, ‘De la réorganization de la société Europeénne òu de la Nécessité et des moyens’, Parijs: Adrien Egron 1814, origineel is beschikbaar online via http://books.google.nl/books?id=8pABAAAAMAAJ&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false
Savigny 1814
F.C. von Savigny, Vom Beruf unrer Zeit für Gesetzgebung und Rechtswissenschaft, Heidelberg: Mohr und Zimmer 1814, origineel is beschikbaar online via http://www.deutschestextarchiv.de/book/show/savigny_gesetzgebung_1814
Smits 2009a
J.M. Smits, Omstreden rechtswetenschap. Over de aard, method en organisatie van de juridische discipline, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2009
Tridimas 2012
T. Tridimas, ‘Precedent and the Court of Justice. A Jurisprudence of Doubt? ‘in: Dickson & Eleftheriadis (red.), Philosophical Foundations of European Union Law, Oxford: Oxford University Press 2012, p 307 e.v.
Wessel 2007
R. A. Wessel, ‘Internationaal recht in ontwikkeling’, in: Horbach, Lefeber & Ribbelink (red.), Handboek internationaal recht, Den Haag: T.M.C. Asser Press 2007, p. 1-17
Zumbansen & Calliess 2011
Zumbansen & Calliess (red.), Law, Economics and Evolutionary Theory, Cheltenham: Edward Elgar Publishing 2011
Artikelen
Barendts 2010
R. Barendts, ‘Rechter en partijen in het EU procesrecht’, Tijdschrift voor Europees en economisch recht 2010-4
Bollen & de Groot 1995
C. Bollen & G. de Groot: ‘Verknoeit het Europese recht ons Burgerlijk Wetboek?’, NTBR 1995-1 p. 1-10
Chirico & Larouche 2005
F. Chirico en P. Larouche, ‘Conceptual divergence, functionalism and the economics of convergence’, TILEC discussion paper 2005, ook gepubliceerd in Prechal en van Roermund (red.), The Coherence of EU Law. The search for unity in divergent concept, New York: Oxford University Press 2008, p. 463-495
David 1985
Paul A. David, ‘Clio and the Economics of QWERTY’, AEA Papers and Proceedings (economic history) vol. 75 No. 2 mei 1985, p. 332-337
Ellliott 1997
E. Donald Elliott, ‘Law and Biology: the new Synthesis?’, Saint Louis University Law Journal vol. 41 1997, p.595-624
G7 2014
G7 Research Group, The Brussels Summit. Strengthening the global network, juni 2014
van Gerven 2001
Walter van Gerven, ‘A Common Law for Europe: The Future Meeting The past?, European Review of Private Law 4-2001, p. 485-503
Gommer 2010
H. Gommer, ‘From the “is” to the “ought”: a Biological Theory of Law’, ARSP vol. 96 2010-4, p. 449-468
Grosheide 2009
F. W. Grosheide, ‘Survival of the fittest en bescherming van de zwakke partij’, WPNR 2009-6793
Hallstein 1964
Walter Hallstein, ‘Angleichung des Privat- und Prozessrechts in der EuropäischenWirtschaftsgemeinschaft’, Rabels Zeitschrift für ausländisches und internationales Privatrecht, 28-1964, p. 211-231
Hartkamp 2009
A.S. Hartkamp, ‘De werking van het EG-Verdrag in privaatrechtelijke verhoudingen. Opmerkingen over directe en indirecte horizontale werking van het gemeenschapsrecht’, WPNR 2009-6792
Hathaway 2001
Oona A. Hathaway, ‘Path Dependence in the Law: The Course and Pattern of Legal Change in a Common Law System, Iowa Law Review vol. 86- 2001, p. 101-165. Online gepubliceerd door Yale Law School Legal Scholarship Depository, 2003
Hemerijck 2012
A.C. Hemerijck, De toerustingsimperatief en de eurocrisis (oratie VU), Amsterdam: 25 oktober 2012
Hesslink 2006
Martijn W. Hesselink, ‘The Ideal of Codification and the Dynamics of Europeanisation: The Dutch Experience’, European Law Journal vol. 12 2006-3, p. 279-305
Hesselink 2007
Martijn W. Hesselink, ‘Naar een (Europees) wetboek van consumentenrecht? ‘, NJB 2009, 693
Holmes 1897
Holmes, ‘The Path of the Law’, Harvard Law Review vol. 10No. 8 1897, p. 457-478
Hondius 2008
E.H. Hondius, ‘Gemeenschappelijk referentiekader (common frame of reference): kiem van een Europees BW?, Tijdschrift voor consumentenrecht en handelspraktijken 2008-4, p.129-138
Hondius & Keirse 2011
E.H. Hondius & A.L.M. Keirse, ‘Optioneel instrument van Europees contractenrecht: nieuw gezicht of facelift?’, NJB 2011-31, p. 2076-2082
Jans 2005
J. H. Jans, Doorgeschoten? Enkele opmerkingen over de gevolgen van de Europeanisering van het bestuursrecht voor de grondslagen van de bestuursrechtspraak (oratie Rijksuniversiteit Groningen), 2005
Jansen 2009
Corjo Jansen, ‘Charles Robert Darwin (1809-1882), het privaatrecht en de rechtswetenschap’, NJB 2009, p. 1320-1326
Jansen 2015
R. Jansen, ‘De Europese KEI: the missing piece’ weblog College van Bestuur SSR, 29 januari 2015 http://www.ssr.nl/index.php?mact=Blogs,cntnt01,showentry,0&cntnt01entryid=55&cntnt01returnid=866&hl=nl_NL
Joustra 2014
A. Joustra, ‘Non Solus. Mijn Europa’, redactionele column, Elsevier, zaterdag 12 april 2014
Joosten 2014
C. Joosten, ‘Een aarzelend ‘ja’ tegen Europa’, Elsevier, zaterdag 12 april 2014
Loos 2009
M.B.M. Loos, ‘Volledige harmonisatie van het Europees consumentenrecht: voorzichtigheid geboden!’, Tijdschrift voor consumentenrecht en handelspraktijken 2009-2, p. 33-36
Mak 2011
Chantal Mak, ‘Europa en het privaatrecht. De doorwerking van fundamentele rechten in de civiele rechtspraak’, Ars Aequi oktober 2011, p. 696-702
Mastenbroek & Peeters Weem 2009
E. Mastenbroek en T. Peeters Weem, In spagaat tussen Brussel en den Haag? De Europeanisering van het wetgevingsvak (Onderzoek in opdracht van het Kenniscentrum Wetgeving, Ministerie van Justitie) 2009
Meijer 2011
R. Meijer, ‘Betere Europeanisering: made-to-measure’ NTBR 2011-12, p. 92 e.v.
Niglia 2001
Leone Niglia, ‘The Non-Europeanisation of Private law’, European Review of Private Law 4-2001, p. 575-599
van Oppijnen 2011
M. van Oppijnen, ‘Het communautaire geteld. Een kwantitatief onderzoek naar Europeesrechtelijke verwijzingen in rechterlijke uitspraken en rechtswetenschappelijke literatuur.’ Tijdschrift voor Europees en economisch recht, 2011-6
Pierson 1994
Paul Pierson, ‘The Path to European Integration: a Historical Institutionalist Perspective’, Program for the study of Germany and Europe, Working Paper No. 5.2 1994, p. 1-39
Pierson 2000
Paul Pierson, ‘Increasing Returns, path Dependence and the Study of Politics’, American Political Science Review vol. 94 No. 2 2000, p.251-267
Prechal & van Ooik 2006
S. Prechal en R. H. van Ooik, ‘De Europeanisering van het recht: gevolgen voor de Nederlandse rechtspraak, Rechtstreeks 2006-1, p. 7-22
Roe 1996
Mark J. Roe, ‘Chaos and Evolution in Law and Economics’, Harvard Law Review 1996-109, p.641-668
Schmidt 2011
S. K. Schmidt, Path Dependency of Case Law and the Free movement of Persons. Paper presented at the EUSA Twelfth Biennial International Conference Boston (University of Bremen) gepubliceerd online: http://www.researchgate.net/publication/228459267_The_Path-dependency_of_Case_Law_and_the_Free_Movement_of_Persons
Smits 2004
J.M. Smits, ‘Europa en het Nederlands privaatrecht’, NTBR 2004-21, p. 490-500
Smits 2009b
J.M. Smits, ‘Consumentenrecht: een zaak voor de Europese Unie? Een kritische beschouwing over het ontwerp voor een Europese richtlijn consumentenrechten’, Ars Aequi juni 2009, p. 367-373
Smits 2009c
J.M. Smits, ‘Contractenrecht meergelaagde rechtsorde: uitdagingen voor de komende tien jaar’, Contracteren 2009-4, p. 110-115
Strath 2011
Bo Strath, Still the Europe of Milward? On the Need for a New Long-Term Historical Understanding of Today’s Europe, Working Paper no. 1/2011, UCL European Institute
Temple Lang 1997
John Temple Lang, ‘The Duties of National Courts under Community Constitutional Law’, European Law Review 22 (1) 1997, p. 3-18
Tjittes en Meijer 2010
R.P.J.L. Tjittes en R. Meijer, ‘Europees contractenrecht: an expensive and time-consuming solution looking for a problem’, Contracteren 2010-4, p. 140-144
Weiler & Haltern 1996
J.H.H. Weiler & Ulrich R. Haltern, ‘The Autonomy of the Community Legal Order- Through the Looking Glass’, Harvard International Law Journal vol. 37 1996, p. 411-438
Zimmermann 2009
R. Zimmermann, ‘The Present State of European private Law’, The American Journal of Comparative Law vol. 57 2009, p. 479-512
Jurisprudentie:
HvJ EG 5 februari 1963, zaak 26/62, Jur. 00003 (Van Gend&Loos)
HvJ EG15 juni 1964, zaak 6/64, Jur.01203 (Costa/ ENEL)
HvJ EG 1 december 1965, zaak 16/65, Jur. 1965 01104 (Schwarze)
HvJ EG 17 december 1970, zaak 11/70, Jur. 1970 01125 (Internationale Handelsgesellschaft)
HvJ EG 12 februari 1974, zaak 166/73, Jur. 1974 00139 (Rheinmühlen/Düsseldorf)
HvJ EG 7 februari 1979, zaak 128/78, Jur. 1979 00419 (Commissie/Groot Brittannië)
HvJ EG 17 juni 1980, gevoegde zaken 789/79 en 790/79, Jur. 1980 01949 (Calpak/Commissie)
HvJ EG 10 april 1984, zaak 14/83, Jur. 1984 01891 (von Colson/Kamann)
HvJ EG 12 maart 1987, zaak 178/84, PB C. 95 van 8.4 1987, p. 7 (Reinheitsgebot)
HvJ EG 17 oktober 1990, zaak C-10/89, Jur I. 1990 03711 (HAG II)
HvJ EG 24 november 1993, gevoegde zaken C-267/91 en C-268/91, Jur I. 1993 06097 (Keck)
HvJ EG 14 juli 1994, zaak C-91/92, Jur I. 1994 03325 (Faccini Dori)
HvJ EG 14 december 1995, gevoegde zaken C-430/93 en C-431/93, Jur I. 1995 04705 (van Schijndel)
HvJ EG 27 juni 2000, gevoegde zaken C-240/98 t/m C-244/98, Jur I. 2000 04941 (Océano)
HvJ EG 4 juli 2000, zaak C-352/98, Jur I. 2000 05291 (Bergaderm)
HvJ EG 10 december 2002, zaak C-491/01, Jur I. 2002 11453 (Tabaksreclame)
HvJ EG 10 mei 2001, zaak C-144/99, Jur I. 2001 03541 (Commissie/Nederland)
HvJ EG 17 december 2009, zaak C-227/08, Jur I. 2009 11939 (Martin Martin/EDP)
HR 30 januari 1959, NJ 1959, 548 (Quint-te Poel)
Wetgeving
Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten Publicatieblad Nr. L 372 van 31/12/1985 blz. 0031 – 0033
Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59–64
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten Publicatieblad Nr. L 095 van 21/04/1993 blz. 0029 - 0034
Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 26 oktober 1994, betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen Publicatieblad Nr. L 280 van 29/10/1994 blz. 83-87
Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19–27
Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen Publicatieblad Nr. L 171 van 07/07/1999 blz. 0012 - 0016
Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad Publicatieblad Nr. L 304 van 22/11/2011 blz. 0064-0088
Kamerstukken
Kamerstukken II, 2012/2013, 33 520, nr. 3 (MvT)
INHOUDSOPGAVE
Europeanisering van verbintenissenrecht en de rol van padafhankelijkheid
Voorwoord
Hoofdstuk 1 Probleemstelling
1.1 Inleiding
1.2 Probleemstelling
1.3 Verantwoording
1.4 Opzet
Hoofdstuk 2 Evolutie, padafhankelijkheid en Europeanisering
2.1 Het evolutionaire denken in het recht
2.2 Padafhankelijkheid: onderdeel van deterministische en chaotische processen
2.3 Padafhankelijkheid bruikbaar voor het recht?
2.4 Qwertynomics en ‘the winding road’
2.5 Europeanisering, Europeanisering van recht of Europees privaatrecht?
Hoofdstuk 3 Een stukje rechtsgeschiedenis
3.1 Inleiding
3.2 Van Rome tot nu: historie in vogelvlucht
3.3 Natuurrechtsdenken in de Verlichting
3.4 Nationalisering van het recht
3.5 Van nationalisering terug naar eenheid: re-Europeanisering
Hoofdstuk 4 Over doorwerking en receptie
4.1 Inleiding
4.2 Doorwerking van Europees recht
4.3 Totstandkoming van Europese regelgeving
4.4 De nationale (Europeesrechtelijke) praktijk
Hoofdstuk 5 Rechtspraak en padafhankelijkheid
5.1 Inleiding
5.2 Prejudiciële procedure
5.3 Europeesrechtelijke rechtspraak in de nationale praktijk
5.4 De praktische gevolgen
5.5 Padafhankelijkheid in de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie
Hoofdstuk 6 Besluit
25 maart 2015
[1] Hemerijck (2012), p. 6